13 juli 2020
Na 5 maanden afwezigheid rijden we begin juli met een aangename spanning de vallei weer in. Benieuwd naar de ontwikkeling van de bomen, of meer reëel, naar het aantal nog levende bomen, de groei van het graan, de planten en de kruiden, het huis, de vraatzucht van de dieren en nog heel veel meer.
Achter de Volkswagen hing dit keer de aanhanger met daarop de Holder. De Holder is de tractor die ruim 50 jaar terug door Jef, Gé’s vader, werd gekocht als een van de eerste investeringen in zijn eigen hoveniersbedrijf. Gé heeft er in zijn jeugd menig tuin mee gemaakt en dankzij de goede zorg van Gé’s zusje en zwager bleek hij nog in perfecte staat in een schuur in Genhout te staan. Het formaat, kracht en wendbaarheid van de Holder is perfect voor het werk op ons land.
En hoe de bomen, de planten en het graan erbij staan? Door de vele regen van afgelopen voorjaar is de wikke geëxplodeerd. Op de rillen van de zogenaamde Götschstroken dusdanig sterk dat de nieuwe kleine struiken het loodje hebben gelegd; te weinig licht, te weinig ruimte.
Dankzij diezelfde regen is echter het merendeel van de bomen aangeslagen; de groene kokers beschermen prima tegen felle zon en knabbelende reeën. Wat we niet hadden voorzien is dat de dieren smullen van de compost, met uitgetrokken boompjes en leeg gegeten plantgaten als resultaat. Ook nieuw waren de, waarschijnlijk door de zwijnen uitgewipte groasisboxen, toch zo’n 20 kg per stuk. Gelukkig waren de bruten na 2 of 3 boxen, uitgespeeld.
We hebben een paar dagen de planten en kruiden om het huis weggekapt, de door de dieren rond geworpen kokers en boxen verzameld en het graan rond de rillen wat gestructureerd, voor het gevoel van controle, om onze plek weer enigszins te heroveren, voor even dan.
Experimenteren met en het aanleggen van een eenvoudig irrigatie systeem was deze zomer het belangrijkste project. Diverse slangen, doppen en verbindingsstukken zijn in varianten aan elkaar gekoppeld om de beste watertoevoer te vinden. Met als doel om een slangensysteem te maken dat de individuele boompjes van voldoende water voorziet, en tegelijk een in dusdanige hoeveelheid doorlaat dat het water in de IBC tank voldoende is voor zo’n 4 á 6 weken.
Ook hebben we zoveel mogelijk bomen een paar keer een flinke scheut water gegeven met hulp van de IBC op de pick-up. Bomen maken een groeispurt dankzij dat water.
Deze zomer hadden we ook familiebezoek: Gé’s moeder is hoveniersvrouw en Gé’s zwager boerenzoon. Dus ze brachten vele goede adviezen mee, in woord en zeker ook in daad. In een ongekend tempo zijn er slangen gelegd, is er water gegeven en zijn de bomen verzorgd. Schuilend voor de hitte en bij het vallen van de avond hebben we verhalen en goede herinneringen gedeeld, over vroeger, het boerenbestaan en Carine natuurlijk.
Wat dit jaar in het oog sprong waren de uitlopers op de stammen van de oude olijven. Ik heb ze er allemaal afgeknipt, ‘t snoeihout her en der in verschillende vormen neergelegd en nu zijn de pronte knoestige stammen van alle olijven weer mooi in beeld.
In totaal zijn we nu 7 keer in de vallei geweest en we hebben nu meer dan eens ervaren, het is niks nieuws en is onweerlegbaar: water is de sleutel tot alles. Onze bomen slaan aan en overleven maar groeien doen ze pas na een dot water. Gelukkig hebben weer een nieuwe goeroe ontdekt met kennis en advies over het bergen van water: Sepp Holzer, een Oostenrijkse boer en auteur van het boek “Dessert or Paradise”. We zijn vast begonnen met graven 😉